Algemeen
De indexcijfers ontlenen we aan de meest recente gegevens van het Centraal Economisch Plan (CEP) van 26 februari 2025.
Inflatievergoeding
Loonstijging provincie
Werkgevers en vakbonden hebben op 16 april 2025 een onderhandelingsresultaat bereikt over de cao. De beoogde cao heeft een looptijd van 1 juli 2025 tot 1 juli 2026. Per 1 juli 2025 worden de salarissen met 2,5% verhoogd. Per 1 januari 2026 komt daar nog 1,5% bij. Daarnaast is nog een aantal aanvullende afspraken gemaakt over o.a. studieschuld aflossen via IB en aanpassing toeslagen voor onregelmatig werk en bereikbaarheid.
De indexering op de lonen en salarissen passen we, conform staand beleid, alleen toe op de structurele budgetten (m.n. basisformatie).
Voor de jaren 2026 e.v. is de loonstijging gebaseerd op de prijsindex loonvoet sector overheid zoals opgenomen in de kerngegevenstabel van het CEP (februari 2025).
Prijsstijging provincie
De raming van de nominale ontwikkeling goederen en diensten is gebaseerd op de prijsstijging van het bruto binnenlands product conform de kerngegevenstabel van het CEP (februari 2025). Voor het jaar 2026 bedraagt deze 2,7%.
Loon- en prijsstijging gesubsidieerde instellingen
Bij de gesubsidieerde instellingen wordt voor de prijsinflatie rekening gehouden met de eerder genoemde 2,7% (goederen en diensten) en de geraamde loonstijging provincie van 3,8%. Het gemiddelde van beide percentages (3,25%) vormt de indexatie, omdat deze partijen zowel met prijsstijgingen van goederen en diensten als van personele kosten te maken hebben.
Bij enkele instellingen worden de richtlijnen van de begroting voor de indexering niet standaard gevolgd aangezien hierover andere afspraken zijn gemaakt. Het gaat hier om de volgende instellingen:
- SNN
- Noordelijke Rekenkamer
- Fumo
- Marrekrite
- Tresoar
- Fryske Akademy
- IPO
- Noordelijke Archeologische Depot Nuis
In de begroting is voor deze instellingen vooralsnog rekening gehouden met het hierboven beschreven prijsstijgingspercentage voor goederen en diensten van 2,7%.
Indexering exploitatiekosten openbaar vervoer
In de overeenkomsten met de vervoerders is vastgelegd dat deze de LBI (Landelijk Bijdrage Index) index toegekend krijgen. Voor 2026 hebben we deze geraamd op 4,3% (voorlopige raming LBI 2025, bus diesel, december 2024). De daadwerkelijke indexering zal uiteindelijk toegerekend worden.
Indexering Grond-weg en waterbouw (GWW)
Voor 2026 is de index geraamd op 4,55% zijnde de inschatting voor januari 2026 ten opzichte van waarmee tot nu toe geïndexeerd is. De daadwerkelijke indexering zal uiteindelijk toegerekend worden.
IBOI vergoeding RSP projecten
RSP gelden*) voor de infrastructurele projecten zijn de afgelopen jaren eerder uitgekeerd door het rijk dan dat qua kasritme benodigd was voor de RSP projecten. Hierdoor wordt over deze gelden geen inflatie meer vergoed. Om dit te compenseren wordt een inflatievergoeding toegekend over het nog niet bestede saldo van de RSP(infra)gelden. Het percentage dat hierbij gehanteerd wordt, is gebaseerd op het IBOI (index bruto overheidsinvesteringen) percentage zoals opgenomen in de kerngegevenstabel horende bij de februari raming 2025 van het CPB. Het meest actuele cijfer is hiermee de IBOI over 2026 van 3,0%.
*) Regio specifiek Pakket (Zuiderzeelijngelden)
Indexering langlopende projecten
Bij langlopende projecten is het gebruikelijk om deze te ramen met de prognose einde werk. Vandaar dat hier geen indexering meer plaatsvindt.
Parkeervoorziening provinciehuis
Voor de parkeervoorziening provinciehuis is de indexering op 2,50% vastgesteld vanaf het moment van ingebruikname hiervan.
Rente/Rendement
Toevoeging rente aan voorzieningen/overlopende passiva
Voor de toerekening van rente aan de voorzieningen/overlopende passiva daar waar dat verplicht wordt gesteld sluiten wij aan bij het gemiddelde rentepercentage van de 10- en 5-jaars Nederlandse staat (op basis van de forwardcurve).
Waar deze verplichting niet aanwezig is, worden voorzieningen niet geïndexeerd. De hoogte van voorzieningen is afhankelijk van de onderbouwing van de betreffende voorziening. Deze onderbouwing bepaalt het niveau van de voorziening.
Rentetoerekening bij inzet extra middelen
Indien extra middelen ingezet moeten worden voor projecten die nog niet in de begroting zijn opgenomen, waardoor aanspraak wordt gemaakt op onze liquide middelen, dan brengen wij daar met ingang van 2020 de 10-jaars IRS-rente op basis van de forwardcurve, met een minimum van 0%, voor in rekening.
In het geval dat wij substantiële bedragen vooruit ontvangen van derden en daaraan rendement wordt toegerekend, dan hanteren wij daarvoor het dan geldende rentepercentage van schatkistbankieren.
Overige
Externe tarieven 2026
Jaarlijks worden de externe tarieven berekend op basis van de normbedragen en een opslag voor de bedrijfsvoeringskosten. Deze tarieven worden jaarlijks door het college vastgesteld.
Provinciefonds
De raming van het Provinciefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2025, hierin is de laatste actualisatie van het accres verwerkt. Hierbij is rekening gehouden met een voorzichtigheidsmarge van 1% op het accres voor de jaren 2026 en verder.
De decentralisatie uitkeringen voor 2025 en verder zijn conform de meicirculaire 2025 begroot.
Daarnaast houden wij de verwachte toevoeging in de ruimte van het plafond btw compensatiefonds voor 2026 en verder buiten de raming, gezien de onzekerheid hiervan. De ruimte onder dit plafond wordt in de meicirculaire na afloop van het betreffende jaar toegekend.
Opcenten motorrijtuigenbelasting
De gegevens over het wagenpark van onze provincie zijn geactualiseerd aan de hand van de opgaaf van de belastingdienst per 1 januari 2025. Conform besluitvorming van PS worden de opcenten motorrijtuigenbelasting (MRB) vanaf 2024 weer jaarlijks geïndexeerd conform de CEP-cijfers (februari 2025). In de meerjarenraming is nog geen rekening met de compensatie van de eerdere vrijstelling van de MRB op elektrische voertuigen. Bij de septembercirculaire 2025 zal hier meer duidelijkheid over komen zoals door het ministerie van BZK aangekondigd bij de meicirculaire 2025.