Paragraaf 1. Provinciale heffingen

De provincie heeft verschillende inkomstenbronnen. Eén van die bronnen is de provinciale heffingen. In afnemende volgorde van omvang bestaan die heffingen uit:

  1. Opcenten op de motorrijtuigenbelasting
  2. Grondwaterbelasting
  3. Leges

1 – Opcenten motorrijtuigenbelasting

Terug naar navigatie - Paragraaf 1. Provinciale heffingen - 1 – Opcenten motorrijtuigenbelasting

De motorrijtuigenbelasting wordt geheven over het bezit van een motorvoertuig. De Belastingdienst verzorgt de heffing en inning van de motorrijtuigenbelasting, waarop de provinciale opcenten meeliften. Bovenop de motorrijtuigenbelasting betalen houders van personenauto’s en motoren “provinciale opcenten”. De provincies stellen het opcenten tarief vast, en zijn daarbij gehouden aan het door het Rijk bepaald wettelijk maximum. Het huidige wettelijk maximum bedraagt per 1 januari 2026 143,9 (Provinciewet artikel 222, 2de lid).

Ontwikkeling wagenpark

Onderstaand overzicht geeft de ontwikkeling aan in het soort brandstof van de voertuigen (incl. motoren) vanaf 2022 t/m 2025.  Dit betreft de voertuigen die volledig of deels onder de heffing motorrijtuigenbelasting vallen. Het overzicht toont aan dat het aantal elektro voertuigen in onze provincie  met ingang van 2025 verdubbeld is ten opzichte van 2024.  Het aantal voertuigen op benzine neemt ook nog steeds toe, terwijl het aantal voertuigen op diesel een structurele afname laat zien. Met ingang van 2025 hanteert de belastingdienst een andere toewijzing aan de categorieën.  

De gemiddelde groei van het totaal aantal voertuigen ligt de afgelopen jaren op ongeveer 2%. 

Aantal voertuigen (incl. motoren) 1-1-2022 1-1-2023 1-1-2024 1-1-2025
Benzine 307.226 313.428 321.259 324.966
Diesel 71.379 66.989 60.193 58.671
Gas (+ overig) 2.323 2.357 2.484 5.776
Electro 5.920 8.305 11.461 27.800
Aardgas 618 595 488 -
Schoongas 3.850 3.797 3.754 415
Waterstof 83 90 19 -
Totaal 391.399 395.561 399.658 417.628

Ontwikkeling gewichtsklassen voertuigen

Terug naar navigatie - Paragraaf 1. Provinciale heffingen - Ontwikkeling gewichtsklassen voertuigen

Onderstaand overzicht geeft aan hoe de voertuigen verdeeld zijn over de verschillende gewichtsklassen. Per 1-1-2025 zien we een daling van het aantal voertuigen in de gewichtsklasse 2.015 t/m 3.050 kg naar de lichtere gewichtsklasse 1.051 t/m 2.050 kg.

Gewichtsklasse 1-1-2022 1-1-2023 1-1-2024 1-1-2025
0 t/m 1.050 kg 36% 36% 35% 36%
1.051 t/m 2.050 kg 60% 60% 61% 63%
2.015 t/m 3.050 kg 3% 3% 4% 1%
3.051 t/m 3.5551 kg 0% 0% 0% 0%
Totaal 100% 100% 100% 100%

De inflatiecorrectie voor 2026 is gebaseerd op de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp CEP). Er is voor 2026 een indexering toegepast van 2,7% per jaar wat zich vertaald in 2,5 opcenten. Voor de jaren daarna is sprake van een voorlopige raming.

Gemiddelde niveau
In onderstaande grafiek staat het niveau van de provinciale opcenten van onze provincie. In de grafiek staan ook de gemiddelde niveaus van de opcenten van alle provincies en het wettelijk toegestane niveau. De provincie Fryslân zit iets boven het landelijk gemiddelde.

Opbrengsten 2025-2029
De raming van de verwachte opbrengsten opcenten motorrijtuigenbelasting is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Realisatie opbrengst opcenten 2024 en het wagenpark per 1-1-2025.
  • Indexering gebaseerd op de ontwikkeling van het bbp.
Bedragen x € 1 mln. 2025 2026 2027 2028 2029
Opbrengst 81,9 82,9 85,0 87,2 89,4

Motorrijtuigenbelasting 

Met ingang van 2026 komen de plug-in hybride voertuigen volledig in de heffing. Voor volledig elektrische voertuigen is nog sprake van een korting van 25% in 2026. 

In de meicirculaire provinciefonds 2024 heeft het Rijk aangegeven de lagere inkomsten uit de opcenten voor de provincies te compenseren, dit na goedkeuring hiervan door het parlement. In de septembercirculaire 2025 zal hierover duidelijkheid worden gegeven.

Betalen naar Gebruik
Voor het zomerreces 2025 heeft het Kabinet de contourenbrief Autobelastingen  naar de Kamer gestuurd. De contourenbrief verkent onder meer de mogelijkheden van het instrument Betalen naar Gebruik in de vorm van een vlakke heffing. Op dit moment is onzeker hoe het nieuwe kabinet hiermee om wil gaan. 

Onbenutte belastingcapaciteit 2026
Het verschil tussen het maximaal mogelijke tarief en het feitelijk door de provincie gehanteerde tarief voor de opcenten, bepaalt de zogenoemde vrije ruimte. Dit is de onbenutte (belasting)capaciteit die de provincie heeft tot verhoging van haar inkomsten. De onbenutte belastingcapaciteit bedraagt in 2026, uitgaande van het wettelijk maximum van 2026, 49,3 punten (143,9 – 94,6 punten). Eén punt verhoging komt in 2025 overeen met circa € 876.000. De onbenutte belastingcapaciteit in 2026 bedraagt daarmee ongeveer € 43,2 mln.
Deze capaciteit wordt betrokken bij de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit. Zie paragraaf 2 Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

2 – Grondwaterbelasting

Terug naar navigatie - Paragraaf 1. Provinciale heffingen - 2 – Grondwaterbelasting

Op het onttrekken van grondwater wordt door de provincie een heffing geheven. Dit is een wettelijke bevoegdheid. De wet en de daarop gebaseerde Algemene Maatregel van Bestuur geven nauwkeurig aan waar de provincie de opbrengst van de heffing aan mag besteden. Het betreft met name het monitoren van de kwaliteit en kwantiteit van het Friese grondwater en het faciliteren van onderzoek naar de schadelijke gevolgen van grondwateronttrekking.

De provinciale waterverordening bepaalt de omvang van de heffing. Deze heffing bedraagt sinds 1 januari 2017 1,32 eurocent per m³ gewonnen grondwater voor heffingsplichtige ‘onttrekkers’. De baten uit de grondwaterbelasting worden geraamd op circa € 725.000.

Onderwerp 2025 2026 2027 2028 2029
Bedragen x € 1.000
Opbrengst grondwaterbelasting 725 725 725 725 725

3 – Leges

Terug naar navigatie - Paragraaf 1. Provinciale heffingen - 3 – Leges

3.1       Algemeen

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden daarom is eind 2023 de Nota Actualisatie Legesverordening 2024 voorgelegd aan Provinciale Staten. In deze nota is het beleid voor 2024– 2027 voor de provinciale leges vastgesteld. Daarbij zijn nieuwe voorstellen gedaan met betrekking tot het beleidskader en de tarieventabel.

3.2       Beleidskader
De juridische grondslag voor het kunnen heffen van leges is voor provincies geregeld in de Provinciewet. De provincie heft leges voor diverse diensten en producten op basis van de Legesverordening Provincie Fryslân 2025 met de bijbehorende Tarieventabel. In beginsel worden leges geheven voor alle beschikkingen op aanvraag. Het beleidskader daarvoor is opgenomen in de Legesverordening Provincie Fryslân. De tarieven zijn maximaal kostendekkend. In de Tarieventabel 2026 behorende bij de Legesverordening Provincie Fryslân 2024 zijn de vastgestelde tarieven terug te vinden.

Bij het vaststellen van de tarieven zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Tarieven zijn gebaseerd op het gemiddeld aantal uren van ambtelijke inzet voor de behandeling van de aanvraag, vermenigvuldigd met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde externe uurtarief behorende bij de salarisschaal van de hiermee belaste medewerker. In dit uurtarief is overhead opgenomen;
  • Bij het vaststellen van de tarieven wordt maximaal 100% kostendekkendheid gehanteerd, zodat het beginsel van de opbrengstlimiet wordt gevolgd: de geraamde baten mogen de ter zake geraamde lasten niet overschrijden;
  • Bij het vaststellen van  de tarieven wordt er aanvullend getoetst op kostendekkendheid.

Daarnaast zijn de volgende keuzes uit de Nota Actualisatie richtinggevend:

  • de gebruiker (aanvrager of degene waarvoor de aanvraag wordt gedaan) betaalt;
  • de tarieven zijn maatschappelijk acceptabel;
  • de tarieven zijn zo mogelijk kostendekkend;
  • kruissubsidiëring wordt beperkt toegepast.

Het streven blijft om waar mogelijk de legestarieven kostendekkend vast te stellen. Op basis van het stimuleren van bepaalde ontwikkelingen of het willen voorkomen van ontduiking kan gekozen worden om het legestarief lager dan kostendekkend vast te stellen. 

Als het gewenst is om een lager dan kostendekkend tarief te hanteren, kan kruissubsidiëring toegepast worden.
Hiermee worden de legestarieven voor sommige diensten hoger dan kostendekkend vastgesteld, om daarmee de legestarieven voor andere diensten laag (lager) te kunnen houden.

De provincie Fryslân heeft de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving gemandateerd aan twee omgevingsdiensten, de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) en de Omgevingsdienst Groningen (ODG). Met hen zijn afspraken gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden in het Vergunning, Toezicht en Handhaving domein (VTH -domein). Daarnaast wordt de behandeling van een aanvraag om tegemoetkoming in faunaschade uitgevoerd door BIJ12 Faunazaken.

3.3       Kwijtscheldingsbeleid
Voor de invordering van leges bestaat er geen mogelijkheid tot kwijtschelding. Wel is er in de Legesverordening een artikel opgenomen voor teruggaaf en kent de verordening een zogenaamde hardheidsclausule. Dit geeft het college van Gedeputeerde Staten de mogelijkheid af te wijken van de verordening, gelet op het belang van een doelmatige en evenwichtige heffing van leges.


3.4       Tarieventabel
De tarieventabel 2026 behorende bij de Legesverordening 2024 kent 3 rubrieken: A, B en C.


In rubriek A van de tarieventabel staan de vergunningen en ontheffingen voor wegen, vaarwegen en wadlopen.
In rubriek B worden alle omgevingsvergunningen vermeld.  

In de begroting zijn de volgende baten opgenomen:

Onderwerp 2025 2026 2027 2028 2029
Bedragen x € 1.000
Vaarwegen 29 29 29 29 29
Wegen 59 59 59 59 59
Water 1 1 1 1 1
Ontgrondingen 47 47 47 47 47
Omgevingswet 107 107 107 107 107
Omgevingswet: Milieubelastende activiteiten 244 244 244 244 244
Omgevingswet: Natuurtaken 205 205 205 205 205
Wadlopen 84 41 3 3 3
Totaal 775 732 694 694 694

De begroting 2026 is gebaseerd is op de volgende aantallen aanvragen:

Onderwerp 2026
Vaarwegen 258
Wegen 866
Water 6
Ontgrondingen 67
Omgevingswet 299
Omgevingswet: Milieubelastende activiteiten 23
Omgevingswet: Natuurtaken 682
Wadlopen 343
Totaal 2.544

Toelichting
Sinds 1 januari 2024 gelden de Omgevingswet en de  Wet kwaliteitsborging voor het bouwen .

De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijkere regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. De Omgevingswet bundelt wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Daarmee vormt de wet de basis voor de samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving.

Voor uitvoering van de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen (WKB), die is opgegaan in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving, kan het bevoegd gezag in bepaalde gevallen geen toezicht op het (huidige) Bouwbesluit meer uitvoeren voor aangewezen bouwwerken (gevolgklasse 1). Daarvoor zijn private partijen verantwoordelijk. De WKB is vooralsnog niet van toepassing op provinciale bedrijven. Bouwwerken ten behoeve van vergunningplichtige milieubelastende activiteiten uit hoofdstuk 3 van het Bal vallen namelijk niet onder gevolgklasse 1.
Omdat de WKB geen gevolgen voor de provinciale bedrijven heeft, blijft de inzet bij bouwaanvragen en het toezicht op de bouw bij provinciale bedrijven gelijk onder de Omgevingswet ten opzichte van de jaren daarvoor (Wabo).

Onder de Omgevingswet is het in 2024 mogelijk geworden  om leges te heffen voor vergunningen voor milieubelastende activiteiten.  Dit heeft geleid tot een toename van aanvragen aan het einde van 2023. Daarnaast zijn de tarieven voor milieubelastende activiteiten voor 2024 zo vastgesteld dat het voor de aanvrager gunstig is om meerdere activiteiten tezamen aan te vragen.  Deze feiten maken dat er in 2024 weinig ervaring opgedaan is ten aanzien van aantallen aanvragen en behandelduur.  Pas in 2025 en latere jaren worden hierover inzichten opgebouwd, die aanleiding kunnen geven tot tariefwijzigingen. De tarieven voor vergunningen voor milieubelastende activiteiten zijn in onderling overleg tussen de provincies vastgesteld op een niveau van 100% kostendekkendheid. 

Ten aanzien van Wegen en Vaarwegen worden in 2026 geen bijzonderheden verwacht. 

Aanpassing legesverordening en tarieventabel 2026

Bij de behandeling van de begroting in Provinciale Staten zal tevens een afzonderlijk voorstel worden voorgelegd voor de aanpassing van de legesverordening en het vaststellen van de tarieventabel 2026.  Hierbij is de behandelduur van enkele typen vergunningaanvraag herijkt en zijn enkele kostendekkendheidspercentages  aangepast. Waar activiteiten verband houden met provinciale beleidsdoelen, of deel zijn van kleinschalige initiatieven, is getracht de tarieven te verlagen of op nul te stellen. Voor enkele activiteiten waarvoor vergunningen nodig zijn van meerdere overheden, zijn tarieven verlaagd zodat het effect van de stapeling gematigd wordt.  Op basis van de wijzigingen en de ervaringen tot nu toe, is een beperkte verschuiving in de opbrengsten voorzien, zonder dat een stijging verwacht wordt. Bij het Statenvoorstel is een begrotingswijziging gevoegd hiervoor.