Wat wilden we bereiken en wat hebben we gerealiseerd?
Omdat het NPLG is gestopt is er geen verdere uitwerking geweest in het FPLG. Daarmee is het Veenweideprogramma niet langer integraal onderdeel van het FPLG.
In het kader van het FPLG is € 45,7 miljoen toegekend door het Rijk voor uitvoering van het maatregelpakket Klimaat-Veenweide. Ook wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Samenwerkingsmaatregel Veenweide en de niet grondgebonden maatregelen). Verder is de beschikking voor de middelen van het Groeifonds t.b.v. Innovatiepolder Hegewarren en Akkrumer Goedland door het Rijk afgegeven.
Een aantal onderdelen van het Veenweideprogramma zijn in de vertraging gekomen dit jaar. Belangrijkste oorzaak daarvan is onderbemensing. Specifiek geldt dit voor de programmalijn bodem, de funderingsaanpak, Innovatiepolder Hegewarren en de gebiedsprocessen.
In 2024 hebben we binnen de programmalijnen de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
P1 Waterbeheer en klimaatadaptatie
Inzet op pilots (zoals ‘Hoger als het kan, lager als het moet’) Deze laatste is in ADD afgerond en wordt in andere gebieden nog voortgezet. De vele capaciteit die is ingezet op de GLB Samenwerkingsmaatregel Veenweide heeft zich vertaald in beschikkingen op de aanvragen hiervoor.
P2 Bodem en grondgebruik
Een aantal onderdelen van deze programmalijnen heeft vertraging opgelopen door onderbezetting.
P3 It Nije Buorkjen
Werkzaamheden lopen grosso modo conform planning. Belangrijkste resultaten zijn de afronding en de vaststelling Compensatiesystematiek CSV (gelijktijdig op 4 juni in GS en DB) en voorbereidingen van de twee proefboerderijen van Innovatiepolder Hegewarren.
Met behulp van de CSV kan op voorhand de benodigde nadeelcompensatie bij peilverhoging worden berekend. Dit geeft inzicht in de proceskosten van een gebiedsproces, maar biedt de boeren ok de mogelijkheid om vooraf te bepalen hoe zij hun toekomstige bedrijfsvoering willen inrichten, waardoor ze ook actief meekunnen doen aan het iteratieve gebiedsproces. De CSV vormt daarmee een essentieel instrument voor de gebiedsprocessen. De CSV ligt thans ter notificatie voor aan de Europese Commissie waarna deze toegepast kan worden in de gebieden.
P4 Natuur en biodiversiteit
De werkzaamheden in de programmalijn lopen deels conform planning. Belangrijkste onderdelen daarbij zijn de koppelkansenin de gebieden benutten.
De generieke LESA-light voor het gehele Veenweidegebied is aanbesteed en de onderzoekspilots bij innovatiebedrijf Hegewarren zijn voorbereid.
Algemeen archeologisch onderzoek in het veenweidegebied en specifiek archeologisch onderzoek in de gebiedsprojecten is vertraagd door beperkte personele capaciteit.
P5 Integrale gebiedsaanpak:
Separaat wordt nader ingegaan op de drie belangrijkste gebiedsprojecten (ontwikkelgebieden) van Veenweide, namelijk Aldeboarn de Deelen, Hegewarren en Idzegea. Daarnaast worden vanuit Veenweide de gebiedsprocessen in Groote Veenpolder, Leechlân Grou-Warten en Akkrumer Goedland actief ondersteund.
P6 Onderzoek en monitoring
De belangrijkste onderdelen van deze onderzoekslijn – zoals onderzoek en monitoring CO2 uitstoot, ‘Boeren meten water’, dierziekten, de (grond)watermetingen en participatie in landelijke onderzoeken – hebben doorgang kunnen vinden. In 2024 is gestart met de planuitwerking voor het Kenniscentrum Veenweide Fryslân.
P7 Funderingsaanpak
Er volop ingezet op de funderingsaanpak, hoewel er beperkte menskracht beschikbaar is. Pionieren en de woningeigenaar centraal. Fryslân wordt landelijk als koploper voor het landelijk gebied gezien. Funderingsloket voor woningeigenaren is begin 2024 geopend (hulp bij informatie, funderingsonderzoek en -herstelplan en psycho-sociale hulp). Subsidieregeling funderingsonderzoek januari 2024 opengesteld (incl. kwijtschelden eigen bijdrage). Maatwerkbegeleiding en afhandeling van het merendeel van de Code Rood gevallen. De lobby richting rijk voor de Nationale Funderingsaanpak is succesvol.
De datavoorziening, de algemene subsidieregeling Funderingsherstel (incl. Commissie bijzondere gevallen), het innovatieprogramma, de afweging eigen garantieregeling hebben vertraging door beperkte capaciteit en/of afhankelijkheid van landelijke ontwikkelingen.
Hoe hebben de genoemde risico’s zich ontwikkeld en zijn er nieuwe risico’s bijgekomen?
Er zijn vier belangrijke risico’s.
Onvoldoende beschikbare capaciteit: de benodigde capaciteit uitbreiding voor het programma is nog steeds fors. Er zijn meerdere vacatures binnen de programma-organisatie. Er is halverwege 2024 een faseringslijst opgesteld waarmee een aantal onderdelen van het programma later in de tijd is geplaatst.
Onvoldoende budget voor de realisatie: met het wegvallen van het Transitiefonds Landelijk Gebied (NPLG) is er geen zicht op financiering van de uitvoering van een groot deel van het programma.
Onvoldoende tempo in de grondverwerving: in 2024 hebben we een aantal gronden aan kunnen aankopen maar we hebben onvoldoende middelen om de aankopen voort te kunnen zetten. We moeten daarom een beroep doen op de Nationale Grondbank. Dit proces gaat stroperig. We blijven afhankelijk van de wil van de grondeigenaren om hun grond aan ons aan te bieden.
Onduidelijke kaders voor de gebiedsdoelen: het wegvallen van het NPLG en de onduidelijkheid rondom bv. het nieuwe peilbeleid geeft voortdurende onzekerheid over de toekomstige beleidskaders voor de gebiedsprocessen.